Anders dan normaal
Het is opvallend hoe moeilijk we het hebben met mensen die anders zijn, met mensen die niet normaal zijn of doen. Alleen nog maar de kleur van het haar is soms al voldoende om iemand belachelijk te maken. En dan zwijg ik nog over een andere huidskleur.
Dat anders-zijn komt in vele vormen. Mensen kunnen een andere taal spreken, of een andere godsdienst belijden. Er zijn mensen die verliefd worden op iemand van hetzelfde geslacht. Er zijn mensen die hun auto verkopen en enkel nog de fiets en het openbaar vervoer gebruiken. Er zijn mensen die geen vlees willen eten, zoals er mensen zijn die hier al lang wonen en nog altijd geen Nederlands spreken. Er zijn mensen die zo rijk zijn dat ze de president van het land naar hun pijpen kunnen laten dansen. Er zijn mensen die nooit sparen, mensen die niet deftig kunnen schrijven, mensen die hun ondergeschikten afsnauwen en beledigen. Of die geen oorlog willen voeren tegen Rusland. Er zijn mensen die nooit sporten, en ongezond eten. Mensen die vinden dat er valabele redenen kunnen zijn om een heel volk uit te moorden. Die een appartement hebben in Monaco en een in Los Angeles. Of hun kinderen met een lege brooddoos naar school sturen.
We maken het hen niet gemakkelijk, die anderen die een beetje teveel anders zijn. We geven ze geen werk. We verhuren geen huis aan hen. Onze kinderen mogen niet met hun kinderen trouwen. We maken wetten tegen hen. Ze moeten buiten de stadsmuren wonen. We pakken hun huis af als ze te lang in de armoede blijven. We pakken hun kleren af en jagen ze in hun ondergoed terug de grens over. We sturen een deurwaarder om onbetaalde facturen te innen, om dan vast te stellen dat ze al een jaar dood zijn. We geven ze een boete als ze met hun oude auto naar de stad gaan. We brengen ze voor de rechtbank als ze bootvluchtelingen helpen of redden. Ze mogen geen kinderen hebben. Ze zouden euthanasie moeten overwegen. Ze moeten een ster op hun jas naaien.
Jezus ging daar resoluut tegenin. Voortdurend haalde hij buitengesloten mensen weer in de groep. Anders-zijn was voor hem geen reden tot uitsluiting, nooit. Zieken, kreupelen, verlamden, hij genas ze, hij verloste ze van hun uitgestoten-zijn. Hij kreeg dus snel veel kritiek. De autoriteiten verklaarden hem voor gek, meer nog, des duivels. De schriftgeleerden zeiden dat hij bezeten was door Beëlzebub, door Satan. Zelfs zijn familieleden waren zeer ongerust. Ze vreesden dat hij zijn verstand verloren had. Het hele gezin stond klaar om hem, desnoods onder dwang, naar huis terug te halen.
‘We zijn allemaal familie van elkaar’, zei Jezus tegen zijn toehoorders. ‘Ik wil geen onderscheid maken tussen mensen. Jullie zijn voor mij even belangrijk als mijn moeder en mijn broers. Een familieband is geen bevoorrechte band. Jullie zijn allemaal familie. Voor God kunnen er geen redenen zijn om mensen hoger te plaatsen of minder te achten.’ (Mc 3, 20-35)