Een nieuwe tijd
Alle mensen zijn gelijk, maar geschiedenis wordt geschreven door ‘grote’ mensen. Die indruk krijgen we bij het lezen van geschiedenisboeken. Die ‘grote’ mensen zijn doorgaans mannen, en ze hebben titels als koning, keizer of generaal. Ze worden ‘groot’ genoemd omdat ze hun rijk groot hebben gemaakt – of nog groter. Meestal kleeft er bloed aan hun handen, sommigen onder hen stonden er zelfs tot hun knieën in. Ze willen herinnerd en beschreven worden als ‘groot’.
Het evangelie van zondag begint als een geschiedenisboek, met de namen van een keizer, een bestuurder, van tetrarchen en hogepriesters. Daarmee wilde Lucas duidelijk maken dat zijn evangelie waargebeurd was. Maar vooral wilde hij aangeven dat die mensen geen geschiedenis meer gingen schrijven, dat een nieuwe tijd was aangebroken. Johannes de Doper had het aangekondigd, schreef Lucas, en met Jezus zou het realiteit worden: het einde van de tijd van de heersers, want ze verbeteren de wereld niet.
Jezus zou tonen dat de wereld geen nood heeft aan altijd méér, groter, rijker, machtiger, afschrikwekkender. Voor hem was het duidelijk dat het niet meer de ‘groten’ moeten zijn die alles bepalen en alle macht hebben. Dat tijdperk was voorbij, schreef Lucas. Want de wereld heeft nood aan menselijkheid en begrip, zorg voor elkaar, aandacht, samenhorigheid en erbarmen. Met Jezus kreeg die nieuwe tijd eindelijk een kans.
Door Jezus zou het rijk van de ‘groten’ ten einde komen. Kunstenaars zouden van hen geen portretten meer schilderen, geen ruiterstandbeelden meer optrekken. In de leerboeken zouden ze nog slechts een voetnoot zijn, verwijzend naar zwarte bladzijden. Ze zouden geen staatsbegrafenis meer krijgen, geen school of bibliotheek zou nog naar hen genoemd worden. Niemand zou ze nog herkennen op straat, voor de jeugd zouden ze geen bron van inspiratie meer zijn. Ze zouden geen knechten meer vinden, want niemand zou hen nog willen gehoorzamen.
Johannes de Doper sprak over die nieuwe tijd met woorden van een illustere voorganger, de profeet Jesaja. Eindelijk zouden mensen weer recht varen, rechtvaardig zijn. Omwegen, sluipwegen of binnenwegen zouden niet meer nodig zijn. Er zouden geen afgronden meer zijn tussen mensen, geen bergen waar ze tegenop kijken, geen paden meer die doen struikelen.
Jezus zou tonen hoe dat allemaal waarheid kon worden. Dankzij hem zou een nieuw soort geschiedenis kunnen beginnen, een tijd waarin de groten steeds minder worden gehoord en de kleinen en rechtvaardigen steeds meer.
Jammer genoeg zijn deze hoopvolle woorden van Johannes nog steeds geen realiteit geworden. Het visioen van Jesaja is nog niet in vervulling gegaan. Er blijft ons nog heel wat te doen voordat iedere kloof zal gedicht worden. Want kloven zijn er nog genoeg: een kloof tussen rijken en armen, een kloof tussen wie hier geboren is en wie in een ver buitenland is geboren, tussen wie gezond en interessant werk heeft en wie niet … Er zijn nog heel wat hobbelige en kromme wegen. De ‘groten’ blijven de geschiedenis schrijven. Blijkbaar zou Johannes de Doper vandaag nog steeds roepen, zoals het spreekwoord zegt, in de woestijn. (Lc 3, 1-6)