Een Thomas blijft nodig
Als de dag op zijn einde loopt en de avond valt, dan sluiten we de luiken. Het is niet de bedoeling dat we dan nog zomaar bij elkaar binnenlopen. De deuren gaan op slot, we verwachten niemand meer. Toch zijn we meestal niet alleen. Mogelijk zijn er nog onze gezinsleden, maar zeker via de tv komen er nog heel wat gasten in onze huiskamer. We moeten het toestel enkel aanschakelen, en plots is het een drukte van jewelste. Heel de wereld ligt aan onze voeten. Een wereld die ons doet lachen, die ons boos maakt of bang, mensen die ons interessante informatie brengen of omgekeerd ons veeleer dwaze dingen willen doen geloven.
En zo kan ’s avonds plots de leider van het land in onze woonkamer staan. Het is zoals bij de apostelen, tweeduizend jaar geleden, toen Jezus enkele dagen voordien gestorven was. Ineens, onaangekondigd, stond hij in hun midden. Ook bij de leerlingen waren de luiken en deuren gesloten, het was een zondagavond. Jezus wenste hen vrede, en ze konden hem herkennen aan zijn verwondingen in zijn handen en zij.
Die gebeurtenis bracht bij de apostelen en leerlingen een kentering teweeg. In plaats van droefheid en teleurstelling over een mislukte droom en angst tegenover de Joodse overheid, kregen ze weer zelfvertrouwen. Wat Jezus voor zovele mensen betekend had, was niet nutteloos geweest. Hun wantrouwen en angst maakten plaats voor een gevoel van vrede en geloof in de toekomst. Dat was ook Jezus’ centrale boodschap geweest bij zijn onverwachte bezoek: ik wens jullie vrede.
De mensen die op zondagavond via de tv bij ons op bezoek komen, hebben tegenwoordig vaak een totaal andere boodschap. Zij hebben geen verwondingen of kwetsuren, ze zien er afgeborsteld uit in kostuum of maatpak. In het journaal krijgen ze het woord, maar in plaats van vrede wensen ze ons oorlog. In plaats van ons vertrouwen en hoop te geven, willen ze vooral dat we schrik krijgen over wat zou kunnen komen. Zelf blaken ze van vertrouwen, en ze geven de indruk dat ze perfect weten wat er moet gebeuren. Want er is een vijand die ons bedreigt en de oude tijden zijn voorbij. We moeten ontwaken uit onze winterslaap om kogels en kanonnen te maken, en ons klaar te maken om naar het front te trekken.
Het is snel duidelijk dat ze zelf nog nooit aan het front hun makkers hebben zien sterven, of te vrezen hadden voor hun leven terwijl de mortieren overal ontploffen. We hebben dus dringend nood aan een Thomas die twijfelt aan hun woorden, die niet zomaar gelooft wat iedereen schijnt te geloven. Een Thomas die aandringt om de verwondingen te zien en te kunnen voelen. Een Thomas die oproept om niet te geloven in gladde praatjes over vrede die enkel door een oorlog bereikt kan worden, om niet te geloven in mensen die vragen om voor de vrede ten strijde te trekken, terwijl ze zelf nooit in een oorlog armen of benen verloren, kinderen of kleinkinderen. (Joh 20, 19-31)