Bezinning

Etiketten en labels

Nu ik op pensioen ben heb ik ze niet meer nodig, mijn diploma’s. Ik heb ze nog wel ergens liggen in een schuif, de bewijzen dat ik iets ken en iets kan, elk op stevig papier vol stempels en handtekeningen. Ik laat ze daar liggen, zonder nostalgie. Ze waren misschien belangrijk, maar ik twijfel meer en meer of dat terecht was. Een mens is toch zoveel méér dan de behaalde diploma’s. Sommigen hebben geen diploma, en vinden toch hun weg op een succesvolle manier. Anderen hebben wel een diploma, maar hebben het moeilijk om vast werk te vinden, of hebben een toekomst gevonden die nauwelijks iets te maken heeft met de gedane studies.

Op de drempel van de volwassenheid is het een opdracht: uitzoeken hoe je je nuttig gaat maken in de samenleving en er je brood mee kan verdienen. Een diploma is zeker handig, maar geen garantie op succes. Zelfkennis is belangrijk, maar ook de hints en tips van onze omgeving zijn zeer kostbaar. Onze vrienden en familieleden kennen ons immers al lang, en zij weten wat we waard zijn, waar we goed in zijn, wat onze sterke kanten zijn en onze zwakheden.

Die zwakke punten kennen we doorgaans goed. Elkaars sterkten ontdekken is heel wat moeilijker, maar belangrijker. Daarover kunnen en durven spreken met elkaar is een grote weldaad. Het is door de anderen dat we onszelf leren kennen. In het evangelie van zondag horen we Jezus vragen aan zijn leerlingen: wie zeggen de mensen dat ik ben? 

Het is een vraag die we allemaal willen stellen, maar dikwijls niet durven stellen. Want elk antwoord is een etiket, een label, en het zal nooit helemaal juist zijn. Jezus kreeg te horen dat hij een profeet was, zoals Johannes de Doper of Elia. De geschiedenis heeft duidelijk gemaakt dat die titel van profeet zeker correct was, en Jezus betwistte die ook niet. Zelf gebruikte hij graag het woord ‘Mensenzoon’, om te benadrukken dat hij een mens was zoals iedereen, en dus ook kon lijden en sterven.

Elke titel die we krijgen, elk etiket, elk label is leerrijk. Daarmee leren we iets over onszelf, over hoe we gezien worden door onze omgeving, over wat onze typische kenmerken en talenten zijn. Dat kan positief zijn en zeer behulpzaam. Het kan ook zijn dat we een etiket krijgen dat we betwisten, niet aanvaarden of niet geloven. Maar zelfs dat is nuttig omdat het ons opnieuw doet nadenken over wie we zijn. Ook onze dokter kan een label geven aan onze toestand: overgevoeligheid, autisme, adhd, diabetes … 

Een label kan een last zijn, een etiket kan beperkend voelen. Een socioloog kan geen tandarts zijn, zoals een violist geen scheepsbouwer kan zijn. En toch is zelfs dát mogelijk. Een label krijgen kan bevrijdend zijn, kan duidelijkheid scheppen. In zekere zin zijn we allemaal gehandicapt, want niemand kan alles. Maar ieder van ons heeft kwaliteiten die wachten om ontdekt te worden, met de hulp van elkaar. Daar is geen diploma voor nodig. (Mc 8, 27-35)