God, vader of moeder?
Hoewel niet iedereen de tekst uit het hoofd kent, is het Onzevader waarschijnlijk wereldwijd bekend als een fundamenteel gebed van de christenen. God is onze vader, wat betekent dat God mannelijk is. Duizenden jaren lang was dit voor joden en christenen een evidentie, ook voor Jezus. Voor hem was God bovenal een liefdevolle vader: Jezus noemde God Abba, zoals wij papa zouden zeggen.
Dat God vrouwelijk zou kunnen zijn, is nooit voor mogelijk gehouden. Het was ondenkbaar. Net zoals het bij ons honderdvijftig jaar geleden ondenkbaar was dat een schoolmeester, een dokter, een rechter of een minister een vrouw zou kunnen zijn. De vrouw heeft zelfs tot 1948 moeten wachten op stemrecht.
Zondag horen we in het evangelie dat Jezus de zoon is van God, eniggeboren of uniek. Een enige zoon is in de ogen van zijn vader de opvolger, degene die in de voetsporen treedt. Die relatie vader-zoon is heel specifiek, en niet te vergelijken met die van een moeder en haar zoon, of die van een vader met zijn dochter.
Duizenden jaren lang was er tussen mannen en vrouwen een taakverdeling die ook vanzelfsprekend was. De mannen waren meer gericht op de goede ordening van de samenleving, de vrouwen meer op de goede ordening van het gezin. Oordelen over wat goed en fout is, was dus een taak van de mannen. En dus was het een heel normale zaak dat ook God oordeelde over goed en kwaad, en dat Hij kon belonen of bestraffen.
Maar zondag horen we in hetzelfde evangelie dat Jezus niet door God gezonden was om de mensen te oordelen. In normale omstandigheden zet de zoon het beleid van de vader verder. Hier dus niet. Niet omdat Jezus een andere koers wil varen dan zijn vader. Nee, God zelf heeft beslist dat Jezus de wereld niet moet oordelen, maar moet redden.
Voor wie Jezus kende, was dat geen groot nieuws. Jezus zei voortdurend dat God liefdevol was, barmhartig en vergevingsgezind. Daarmee gaf hij aan God enkele kenmerken die eerder vrouwelijk dan mannelijk zijn. Jezus nuanceerde dus het typische beeld van een God als mannelijke stamvader. Zijn omgang met vrouwen was voor die tijd trouwens zeer open en gebaseerd op gelijkwaardigheid. Het is geen toeval dat vele volgelingen van Jezus vrouwen waren.
Dit nieuwe, meer ‘menselijke’ beeld van God, heeft na Jezus niet veel succes gehad. Vanaf het begin zagen de mannelijke apostelen het als hún taak om de kerk uit te bouwen, en zij deden dat als mannen. Tot op vandaag.
En mannen hebben de natuurlijke neiging om veel aandacht te geven aan wat goed en fout is, om te oordelen en te veroordelen. Onze Kerk doet dat onvermijdelijk ook, en haar taal is dus vaak nog zeer oordelend. Anders dan Jezus gebruikt ze liever haar hoofd dan haar hart, en heeft ze het lastig met gevoelens van liefde. Ze spreekt over de liefde als een verplichting, en maakt daarmee duidelijk dat God voor haar zeker mannelijk is. (Joh 3, 14-21)