Huizen opslokken
Niemand valt met plezier zonder werk. Een ontslag of een fabriekssluiting is geen aangename ervaring. Het is dus logisch dat onze overheid inspanningen doet om werklozen te helpen in hun zoektocht naar een nieuwe baan. De economie van het land vaart er bovendien wel bij. De statistieken over tewerkstelling en werkloosheid worden dus nauwkeurig opgevolgd door elke regering. Hoe meer mensen aan het werk, hoe beter.
Het is een zeer lovenswaardige doelstelling. Maar tegenwoordig lijkt het alsof alleen de werkende mensen nog van tel zijn. Wie geen klassieke job heeft, wordt met een scheef oog bekeken. Tegenwoordig is blijkbaar iedereen het erover eens dat enkel betaalde arbeid bijdraagt aan de samenleving. Op allerlei manieren wordt er daarom getracht om zoveel mogelijk mensen aan het werk te zetten in een klassieke, betaalde job. Werken is geen vrije keuze meer, want ‘iedereen moet zijn deel doen’. Wie niet werkt, wordt daarom vaak beschouwd als een profiteur of een parasiet. Pas op voor hen, klinkt het.
Er zijn nochtans heel wat mensen die ‘leven op de kap van de hardwerkende belastingbetaler’. De steuntrekkers bijvoorbeeld. Zolang ze ziek of werkloos zijn, worden ze gewantrouwd. De weduwen en invaliden moeten evenmin rekenen op veel generositeit. Onze jeugd wordt aangemoedigd om zo snel mogelijk in een studentenjob het echte werkende leven te gaan ontdekken, of beter nog, een eigen zaak uit de grond te stampen en ondernemer te worden. Kunstenaars maken wel kunstwerken, maar ze houden zich beter gedeisd zolang ze subsidies nodig hebben. Oudere werkenden moeten steeds langer blijven werken.
De geleerden die ons deze waarheden voorhouden, zijn als de schriftgeleerden uit het evangelie van zondag. Ze willen eerbiedig gegroet worden op het marktplein, en vragen een ereplaats in de tv-studio’s en de sterrenrestaurants, zegt Jezus. Ze lopen graag rond in dure kleren en spreken met opvallend dure woorden. Ondertussen slokken ze de huizen van de weduwen op – sociale woningen zijn voor hen eerder een probleem dan een oplossing. Ze eisen dat iedereen zijn deel doet, terwijl ze zelf maar enkele kruimels van hun overvloed in de offerkist gooien. Pas op voor deze geleerden, zei Jezus, in de offerkist van de samenleving is er méér nodig dan veel geld.
Ook vandaag vergeten we die boodschap dikwijls. We vergeten gemakkelijk dat we in een gezonde samenleving vooral goed voor elkaar moeten zorgen. Het welzijn van iedereen is gebaat bij alle soorten werk, ook het onbetaalde werk. De niet betaalde arbeid van vrijwilligers in ziekenhuizen, voedselbanken, bejaardentehuizen of de opvang van daklozen, is onbetaalbaar. De niet betaalde arbeid van wie thuis zorgt voor kinderen, voor een chronisch zieke of een gehandicapte, is onmisbaar. Mensen die zich vrijwillig inzetten voor het opzetten van feesten en activiteiten in verenigingen, buurten en sportclubs, zijn onschatbaar.
De bijdrage van al deze vrijwilligers krijgt weinig aandacht. Hun werk en hun inzet worden niet hoog ingeschat, nauwelijks twee muntjes zijn het, ter waarde van niet meer dan een cent. Maar ook al bouwen zij misschien geen huizen, ze geven een thuis aan velen. (Mc 12, 38-44)