Bezinning

Kerstmis vandaag

Het was deze keer nog vroeger donker dan gewoonlijk, waarschijnlijk door de mist die was opgekomen in de namiddag. Er was nauwelijks wind, maar de kou kroop met gemak dwars door de kleren. Heel normaal eigenlijk voor een dag diep in december.

Hun fietscross door de velden had deugd gedaan, twee uur lang zwoegen en afzien, niet opgeven. Maar nu keken ze uit naar de warme koffie bij Jenny, in het staminee naast de kerk. Enkel nog de laatste bergop in de Gitselstraat.

– Hoorde je dat, Jos? Ik denk dat er ginder iets gebeurd is.

Jan haastte zich dichterbij. Op het kerkplein was er inderdaad iemand gevallen met de fiets, en het zag er niet goed uit. Het meisje bewoog niet. Hij zette zijn fiets opzij, en zette die van het meisje erbij. Ze had een schaafwonde op haar hand, en keek hem beduusd aan. 

– Meisje, gaat het? Kom, hier op de straat kan je niet blijven liggen. 

Jos was sterk, hij had het meisje al opgetild. Jan hield de deur open van het café.

– Hé mannen, goeienavond, riep Jan. Kunnen we wat hulp krijgen? Er is een meisje gevallen met haar fiets hier buiten.

Onmiddellijk vielen de gesprekken stil. 

– Kom, zet ze hier maar op de bank! Wat is er gebeurd? 

– Wat een geluk dat jullie hier voorbij kwamen. Wij hebben niets gehoord of gezien. Hoe is het met haar? Jenny, moeten we niet een dokter bellen?

Iedereen begon door elkaar te roepen. Ondertussen probeerde Jos met het meisje te praten, haar naam te weten te komen, rond te vragen of iemand haar kende. 

– Gerda, zei Jenny, jij werkt in het ziekenhuis van Baanheiden. Kan jij niet eens kijken of alles in orde is met het meisje?

– Ik? Ik werk op het secretariaat, ik ken niets van ongevallen … Moeten we niet eerst haar ouders vinden?

Ondertussen had Jos voor het meisje een tas warme chocolademelk besteld. Ze had nog altijd niets gezegd. Ze keek rond naar de kerstversiering, de lichtjes en rode strikken. 

– Ik wil mama, zei ze. 

Ze heette Sofie, en haar mama was Lena. Gerda had ondertussen de schaafwonde wat verzorgd. De warme drank deed zichtbaar deugd.

Plots kwam de burgemeester binnen. Hij was door iemand verwittigd en had al rondgebeld voor meer informatie.

– We hebben de mama van Sofie kunnen bereiken. Over tien minuten zal ze hier zijn, zo wist hij iedereen gerust te stellen.

Hij bedankte iedereen voor de spontane hulp, en Jan en Jos in het bijzonder voor hun opmerkzaamheid. Als de mama binnenkwam zag iedereen dat ze hoogzwanger was. Jos zorgde ervoor dat ze onmiddellijk een glas water kon krijgen. De burgemeester maakte dat er plaats was voor haar om bij haar dochtertje te zitten. Hij vroeg of er een dokter gebeld moest worden.

– Dat hoeft niet, zei de vrouw. Ik ben arbeidsgeneesheer. Ik wil jullie allen bedanken. Ik voel me gezegend. Over enkele dagen is het Kerstmis. Maar voor mij is het hier vandaag Kerstmis. (Lc 1, 39-45)