De Heilige Drievuldigheid

Uitgelegd met een triptiek

Berg

De gemeente Kampenhout, be­kend door de witloofteelt, gele­gen tussen Brussel, Mechelen en Leuven, onder de rook van Brus­sels Airport, mag zich niet enkel beroemen op de grote componist Ludwig van Beethoven, wiens voorouders van Kampen-hout afkomstig waren; er is nog iets anders wat de aandacht trekt. In de Sint-Servaaskerk van deelge­meente Berg hangt een drieluik, geschilderd door iemand uit de school van de Vlaamse Primi­tieven, voorstellende de Heilige Drievuldigheid.

Een feestvierende Kerk

Ja, dat zijn we eigenlijk, een Kerk die van feesten houdt, slaan we er de liturgische kalender maar op na. Momenteel nog in de paastijd, vieren we veertig dagen na Pasen Onze-Heer-Hemelvaart. Tien da­gen daarna is het Pinksteren, vijf­tigste dag van Pasen. Maar ook dan weten we nog niet van ophouden. Want één week later viert de Kerk het hoogfeest van de Heilige Drie­vuldigheid, de Drie-eenheid als u wilt. En de donderdag daarna is het Sacramentsdag, precies op de tiende dag na Pinksteren, in onze contreien meestal uitgesteld naar de zondag erop. En één vrijdag la­ter -kunt u het nog volgen? – wordt het hoogfeest van het Heilig-Hart van Jezus gevierd. Om maar te zeg­gen: de Kerk krijgt er niet genoeg van, het kan blijkbaar niet op. Zo rijk is namelijk het mysterie van Christus, dat het gedurende heel het jaar uiteen wordt gevou­wen. je zou het kunnen vergelij­ken met een bergweg, die zich als een serpentine rond een hoge berg slingert. Naarmate je hoger komt, heb je een beter uitzicht op beneden.

Zou het niet net zo zijn met ons leven? Dat wij naarmate wij ouder worden, steeds weer een ander zicht krijgen op Kerk en geloof. Als kind zullen wij waarschijnlijk anders aankijken tegen de grote feesten van Kerstmis en Pasen dan op latere leeftijd. Wij krijgen een heel leven de tijd om ons ver­trouwd te maken met het myste­rie van Christus. Vandaar die jaar­lijkse herhaling van feesten, de cyclus van de grote feestdagen die samen het kerkelijk jaar vormen. Niet slecht bedacht door de Kerk.

Heilige DrievuIdigheid

Eigenlijk wel vreemd dat de ker­kelijke overheid zich aanvanke­lijk nogal verzette tegen de in­voering van een eigen feest ter ere van de Drievuldigheid. Pau­sen waren van :mening, dat dit mysterie sowieso voldoende aan­dacht kreeg in 4e liturgie. Denk maar aan de afs uiting van al de gebeden: Door . nze Heer Jezus, uw Zoon en onze Heer, die met U leeft en heerst in de eenheid van de Heilige Geest, God, door de eeuwen der eeuwen. Alle psalmen eindigden bovendien ook zo. Zo schreef paus Johannes XXII pas in 1334 een eigen feest voor, op de zondag na Pinksteren. Dit feest gold als een dankende terugblik op het voltooide heilsmysterie. Zo werd de schepping toegeschreven aan de Vader, de verlossing aan de Zoon en de heiliging aan de Heilige Geest.

Een bekwame dorpspastoor?

Een kunstwerk van de Vlaamse Primitieven in een eenvoudige dorpskerk? Misschien zitten we er niet ver naast, wanneer we van de veronderstelling uitgaan, dat een dorpsherder de opdracht zal heb­ben gegeven voor een dergelijk kunstwerk. Hij moet iemand zijn geweest met kennis van zaken, goed onderlegd in godgeleerd­heid en Bijbeluitleg. Deze priester zal vertrouwd zijn geweest met de onwetendheid van de mensen en daaraan hebben willen verhelpen. Met een triptiek van de Heilige Drievuldigheid als aanschouwe­lijk materiaal.

Biblia pauperum – Armen­bijbel

In de middeleeuwen ontstond de zogenaamde ‘Biblia pauperum’, de ‘armenbijbel’. Het gros van de mensen was analfabeet, arm mis­schien in de letterlijke zin, maar zeker ook in de figuurlijke zin van het woord, want onkundig in lezen en schrijven. Zodoende waren afbeeldingen inzake Bijbel en geloof zeer welkom in de kerk en kregen daar een vaste plaats. In die zin kon ook een triptiek van de Drievuldigheid helpen bij de verkondiging op zon- en feest­dagen. Bovendien was de triptiek opgehangen als altaarstuk, direct zichtbaar voor de priester, die met de rug naar de mensen stond en zo met het gelovige volk de Heili­ge Drievuldigheid kon aanschou­wen, aanbidden en vereren.

Kruisoffer, engelen en pas­siewerktuigen

Het kruisoffer was concreet waar­neembaar in de afbeelding van Christus, de Zoon Gods, in het middengedeelte van de triptiek, vanuit de kerk gezien links van God de Vader, met doorstoken voeten. Dan zijn er de vier enge­len met de passiewerktuigen en op de achterkant van de zijluiken de geseling en de kruisafname van Jezus. De engelen waren het trouwens die het offer van Chris­tus op het hemelse altaar moesten brengen, zoals de priester bad in het grote dankgebed.

Milde gevers: voor wat hoort wat!

Opvallend is dat de schenkers van de triptiek – wie dat ook mogen zijn geweest – een prominente plaats op de triptiek innemen. Rijke lieden lieten altaarstukken maken die niet enkel Gods roem, maar ook hun eigen naam ten goede moesten komen. Doordat zij zo dicht bij het altaar stonden afgebeeld, een privilege waarop zij aanspraak konden maken door hun milddadigheid, was hun -naar toenmalige maatstaven – een plaats in de hemel gewaarborgd. Simpelweg uitgedrukt: zij koch­ten die plaats af, want in elke mis werden zij herdacht. En zo vin­den wij op het linker zijpaneel de schenker van de triptiek met zijn twee zonen. Johannes de Doper staat achter hem, zodat hij Jan zal hebben geheten. Het rechter­zij paneel toont vervolgens Jans echtgenote, wier naam Johanna zal zijn geweest, want zij wordt geflankeerd door Johannes de Evangelist en door haar vier doch­ters, allen hetzelfde gekleed.

Drievuldigheid: een mysterie

Als dit al zo is, dan geldt dit zeker ook in grote mate voor de Bergse triptiek. Het enige zekere kon aan het licht worden gebracht door een zogenaamd ‘dendrochronolo­gisch onderzoek’. Dat is de weten­schap die de groeiringen van bo­men bestudeert. Zo werd ontdekt dat de triptiek van drie afzonder­lijke eikenbomen uit de omge­ving van de Baltische Zee komt. Hieruit werden dertien planken gezaagd en geïntegreerd in de drie luiken. De jongste groeiring dateert van 1454. Zo bestaat de enige zekerheid erin, dat de trip­tiek in het laatste trimester van de 15de eeuw te situeren is.

Onzekerheid ook omtrent de ma­ker ervan. Onderzoekingen brach­ten de Leuvense school in beeld in het voetspoor van Dirk Bouts, en eerder Rogier van der Weyden (Brussel). Vandaag wordt aange­nomen, dat er twee schilders ge­werkt hebben aan dit kunstwerk, eerder kunstenaars van tweede rang, getuige bepaalde details op de triptiek. Bij nader toezien blij­ken er ook heel wat overeenkom­sten te zijn met werken van an­dere meesters. Men ging blijkbaar bij elkaar afkijken. Een tipje van de sluier zouden de doorkijkjes op het rechter zijpaneel kunnen zijn. Sommigen menen daarin een bepaalde straat in Brussel te herkennen met de toren van het Brusselse stadhuis op de achter­grond. In die buurt zou trouwens ook een schildersatelier zijn ge­weest.

Drievuldigheid

Drievuldigheid is en blijft een mysterie, een ondoorgrondelijk geheim. Je kunt er eigenlijk al­leen maar voor neerknielen, het aanbidden. De Kerk was nooit en­thousiast over afbeeldingen van God, wat zelfs ooit tot een ver­bod leidde. Maar zoals altijd, het bloed kruipt waar het niet gaan kan… Een mens kan niet zonder beelden om het onzegbare aan te kunnen duiden. Goed dat hui­dige generaties dit erfgoed zorg­zaam koesteren. En zo verbleef de triptiek van zoo6 tot 2009 in het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium in Brussel voor restauratie. En nu hangt het kunstwerk in Bergs tempel, beveiligd en mysterievol. Zijn geheim heeft het vooralsnog niet prijsgegeven, geheel in de zin van het mysterie waarnaar het verwijst!

pater Jan Verboogen SDS